Monoflorale honing |
Datum: Mei 2017
Principe:
Als honing monofloraal is dan mag men verwachten dat er voornamelijk een type stuifmeel inzit. Dat kan men microscopisch controleren. |
Materiaal:
|
|
|
|
|
|
|
Uitvoering:
Isolatie van stuifmeel uit honing | |
|
|
|
|
Prepraatbereiding | |
|
|
Glycerol/gelatine/fuchsine volgens Kaiser bereiding | |
|
Resultaat:
Foto van de honingpotjes | |
Van links naar rechts: Manuka struik honing (1), Lavendel honing (2), Acacia honing (3). | |
Manuka Bush Honing | |
Mānuka honing die in Australië en Nieuw Zeeland geproduceerd wordt van de nectar van de Manuka boom. Om als Nieuw Zeelandse Manuka honing geëtiketteerd te mogen worden moet ca. 70% van het stuifmeel van Leptospermum scoparium komen. |
|
Pollen referentie |
|
Glycerol/Gelatine | |
Obj 4x - Light | Obj 10x - Donkerveld |
|
In nevenstaande en onderstaande foto's heb ik de pollen uit de foto "geknipt". |
Obj 10x - Donkerveld | |
Obj 20x - Donkerveld | Obj 20x - Donkerveld - CombineZP |
Obj 40x - Donkerveld | Obj 40x - Donkerveld - CombineZP |
Mannitol | |
Obj 10x - Donkerveld | Obj 20x - Donkerveld |
Het lijkt erop dat manitol de pollen aantast. Details zijn verloren gegaan. |
|
Obj 40x - Licht | |
Lavendel Honing | |
Gewonnen uit de nectar van de lavendelbloesems (Lavendula). De honing is goudbruin van kleur. De honing wordt voornamelijk rond de Middellandse zee geproduceerd. |
|
Pollen referentie |
|
Glycerol/Gelatine |
|
Obj 4x - Licht |
Obj 10x - Donkerveld |
Obj 20x - Donkerveld | Obj 20x - Donkerveld - CombineZP |
Obj 20x - Donkerveld | Obj 20x - Donkerveld |
Obj 40x - Donkerveld - CombineZP | |
Mannitol | |
Obj 4x - Light | Obj 10x - Donkerveld |
Obj 20x - Donkerveld | Obj 20x - Donkerveld - CombineZP |
Obj 40x - Licht | Obj 40x - Licht - CombineZP |
Acacia Honing | |
Oorspronkelijk komen acacia’s komen oorspronkelijk uit Australië, Afrika en Noord- en Zuid-Amerika maar tegenwoordig zijn er ook acaciavelden in Oost Europa (Hongarije of Bulgarije). Er bestaan wel 1300 soorten Acaciaplanten. De honingsoort die verkregen wordt van nectar uit acaciaplant, is erg uniek in haar kleur en vorm, het is een zeer lichte honing, bijna doorzichtig. Deze honing blijft erg lang vloeibaar door het hoge fructose gehalte. |
|
Pollen referentie |
|
|
|
Glycerol/Gelatine |
|
Obj 4x - Polarisatie | Obj 10x - Donkerveld |
Obj 20x - Donkerveld | Obj 20x - Donkerveld - CombineZP |
Obj 20x - Donkerveld | Obj 40x - Licht |
Obj 40x - Licht | Obj 40x - Licht - CombineZP |
Mannitol | |
Obj 10x - Donkerveld | Obj 40x - Licht |
Discussie:
Honing bevat kleine hoeveelheden stuifmeel of pollen dat afkomstig van de bloemen waar de bijen de nectar gehaald hebben. Iets van dat stuifmeel komt terecht in de nectar en zo uiteindelijk in de honing. Gemiddeld bevat honing tussen de 10.000 en 150.000 stuifmeelkorrels per 10 gram. Pollenanalyse oftewel stuifmeelanalyse is een belangrijk element in het honingonderzoek. Zowel de afmeting, de vorm en de structuur van de stuifmeelkorrel vormen specifieke kenmerken waardoor het stuifmeel microscopisch te determineren is. Door pollenanalyse kan men vaststellen wat de draagplanten zijn en uit welke regio de pollen die in de honing zitten afkomstig zijn. Men kan op deze manier zowel de botanische als de geografische herkomst van de honing bepalen. Het werk van een imker wordt op deze manier beoordeeld en gecontroleerd op manipulatie van de honing, zoals bijvoorbeeld honingfiltratie of toevoeging van pollen. |
In dit experiment hebben we drie monoflorale honing bestudeerd m.b.v. de microscoop. De belangrijkste kenmerken zijn samengevat in onderstaande scan van de verpakking. |
Het onderzoek laat zien dat we
inderdaad de pollen kunnen terugvinden die typerend zouden zijn voor het
type honing. Wat opgemerkt kan worden is dat het niet altijd eenvoudig
was om een goede referentie te vinden. Dat is een onzekerheid die men
niet helemaal kan wegnemen. Ook is goed te zien dat men niet alleen maar
de typerende pollen terugvindt in de honing. Andere pollen zijn ook
aanwezig.
Vooral bij de Manuka Bush honing lijken meer andere pollen aanwezig te zijn. Hier kan men dan wel weer opmerken dat sommige pollen mogelijk niet altijd in een eenduidige configuratie waar te nemen zijn. Puur visueel lijkt het er echter niet op dat 70% van het stuifmeel inderdaad van Leptospermum scoparium is. Een aanwijzing in deze is ook op de verpakking vermeld staat dat het hier om een "blend" gaat. Gezien het duidelijk monoflorale karakter van de andere honingen alsmede de visuele observatie dat deze honing erg rood en korrelig is ben ik geneigd om deze honing desalniettemin als monofloraal te karakteriseren. Een tweede experiment dat we hier hebben uitgevoerd is het gebruik van mannitol als insluitmiddel. Mannitol lijkt echter niet geschikt te zijn voor dit doel. Het lijkt erop of mannitol of het oplosmiddel (xyleen) waar de mannitol inzit de pollen aantast waardoor structuurkenmerken verloren gaan. Zoals de literatuur al aangeeft is glycerol/gelatine beter geschikt als insluitmiddel voor stuifmeel. |
Conclusies:
|
Literatuur:
|
Relevante websites: Minder relevante websites: |
Opmerkingen:
|
Achtergrondinformatie:
Het stuifmeel bevat de
mannelijke geslachtorganen oftewel gameten. Het stuifmeel zit opgeslagen
in de helmknop van de meeldraad. Het overbrengen van stuifmeel van de
helmknoppen van de ene bloem op de stempel van een andere bloem die tot
dezelfde soort hoort heet bestuiving.
Er zijn in principe twee mechanismes voor bestuiving nl insektenbestuiving en windbestuiving. Stuifmeelkorrels die door insekten meegedragen worden bevatten vaak fijne uitsteeksels zodat het stuifmeel makkelijk aan het insekt blijft vastkleven. Stuifmeel dat door de wind meegedragen wordt is glad en bevat luchtblaasjes die het oppervlak groter maken zodat de korrel makkelijker door wind gedragen kan worden. Qua grootte variëren stuifmeelkorrels, afhankelijk van de soort, tussen de 20 - 40 micrometer ( vergeet-me-nietje 8 µm, maďs 100 µm, sierpompoen 200 µm, koolzaad 27 µm, tamme kastanje 12 µm).
Een stuifmeelkorrel is opgebouwd uit een harde buitenwand, de exine. Onder deze exine bevindt zich de intine, een dun huidje dat de inhoud van de korrel omgeeft. De exine bezit vaak een kenmerkende structuur, zoals groeven over het oppervlak of een netwerk.
De exine bevat plaatsen waar de wand dunner is. Op deze plaatsen zal tijdens de kieming de pollenbuis groeien. Er zijn globaal drie soorten vormen; spleten, ronde porien en spleten met een porie. Veel stuifmeelkorrels hebben drie van die kiemopeningen (stuifmeel van klaver bezitten 3 spleten met op elke spleet een ronde porie, pollen van Prunus bezitten 3 en soms 4 spleten met op elke spleet een porie).
|
24/06/2017