Dr. Green plantengroei experimenteerdoos |
Datum: maart-april 2005
Principe:
De verschillen onderzoeken tussen de groei van de planten in de broeikas en in de open lucht.
Materiaal:
De Dr. Green planten experimenteerdoos
heb ik in een speelgoedwinkel gekocht. Deze bevat alle benodigde
onderdelen behalve een digitale camera en water.
Onderdelen: |
|
|
Uitvoering:
|
|
|
|
Jammer genoeg zaten er
geen pompoenzaadjes in de doos. |
Resultaten:
De zaadjes zijn geplant op 25 maart, 5
zaadjes per grondtablet. Op 27/3 had de tuinkers zowel in de broeikas als in de open lucht al plantjes gevormd. |
|
|
|
|
|
Op 30/3 beginnen de
bietjes in de broeikas plantjes te vormen. |
|
Op 1/4 hebben ook de bietjes
in de open lucht plantjes gevormd.
Op 1/4 begint de meloen in de broeikas
plantjes te vormen. |
|
Op 3/4 heeft ook de meloen in de open lucht plantjes gevormd. | |
Op 7/4 begint ook de
aubergine in de broeikas plantjes te vormen. |
|
De aubergine in
de open lucht heeft nooit plantjes gevormd. Op 10/4 hebben we de plantjes, uitgezonderd de tuinkers, overgepoot. |
|
Discussie en conclusie:
Met dit experiment hebben we een aantal zaken kunnen aantonen. De belangrijkste conclusies zijn:
Planten groeien van zaden. Elk zaadje bevat een kiem van waaruit een nieuwe plant kan groeien maar ook voedsel dat een plantje in het begin nodig heeft om te kunnen groeien. Als de plant in het zaadjes voldoende gegroeid is dan drukt het zichzelf omhoog en komt het plantje tevoorschijn. Als de wortelen van de plant tevoorschijn komen heeft de plant meer voedsel nodig en het gebruikt deze wortels om voedsel (mineralen en water) uit de grond te kunnen halen. Planten hebben aarde, water, zon en lucht nodig om te kunnen overleven en om te kunnen groeien.
Door een kap over de zaadjes heen te zetten wordt de warmte beter vastgehouden en kunnen de zaadjes sneller ontkiemen. Een dergelijke kap noemen we een broeikas.
Opmerkingen:
Deze experimenteerdoos komt uit een serie van Creative Toys Ltd. Praktijk Wetenschap Series.
Literatuur:
Relevante websites:
Minder relevante websites:
Achtergrondinformatie:
Een zaadje is opgebouwd uit een zaadhuid die een kiemplantje omsluit dat weer bestaat uit een pluimpje, een kiemworteltje en een of meer zaadlobben. Als de omstandigheden gunstig zijn kan een zaadje uitgroeien tot een plant.
De zaadhuid is een een taaie of harde buitenbekleding die het zaad beschermt. Tijdens de kieming moet hij door het kiemworteltje worden opengespleten.
De navel is een litteken op de aanhechtingsplaats van de navelstreng die de zaadknop verbond met de wand van het vruchtbeginsel.
Het poortje is als een kleine porie te zien in de zaadhuid tegenover het puntje van het kiemworteltje. Door het poortje is voor de bevruchting de stuifmeelbuis de zaadknop binnengedrongen. Via het poortje komt tijdens de kieming het water in het zaad binnen.
Het kiemworteltje is het embryonale worteltje dat uitgroeit en zich ontwikkelt tot het wortelstelsel van de plant.
Het pluimpje is het deel van het embryo met de blaadjes. De twee of meer blaadjes van het pluimpje, met een groeipunt ertussen, komen te voorschijn uit de top van het kiemstengeltje. Het deel van dit stengeltje boven de aanhechting van de zaadlobben heet epicotyl en het deel eronder heet hypocotyl.
Zaadlobben zijn bladeren die met een kort steeltje vastzitten aan pluimpje en kiemworteltje en vaak reservevoedsel bevatten dat tijdens de eerste stadia van de ontkieming gebruikt worden. Bij de meeste planten komen de zaadlobben door de zaadhuid naar buiten en verschijnen boven de grond, waar ze groen worden en d.m.v. fotosynthese voedsel produceren. Tenslotte vallen de zaadlobben af, gewoonlijk nadat de eerste echte bladeren gevormd zijn. De zaadlobben lijken niet op het gewone blad, waarvan de vorm pas herkenbaar wordt als de blaadjes en het pluimpje zich ontvouwen en groeien.
De ontkieming is een complex
proces. Nemen we als voorbeeld de ontkieming van een boon.
Het zaad neemt water op en zwelt op. Na ca. 1-3 dagen (temperatuurafhankelijk)
groeit het kiemworteltje en scheurt de zaadhuid open. Het groeit omlaag tussen
de bodemdeeltjes door, waarbij de top beschermt wordt door het wortelmutsje.
Wortelharen verschijnen op het gedeelte dat zich niet meer strekt. Water en
zouten uit de bodem worden door de wortelharen van het kiemworteltje opgezogen
en naar de rest van het zaadplantje vervoerd. Later krijgt dit kiemworteltje
zijwortels. Als het kiemworteltje eenmaal stevig in de grond vastzit begint het
hypocotyl te groeien. Door de snelle groei van het hypocotyl worden de
zaadlobben uit de zaadhuid getrokken, en door de grond heen gesleept. Het
pluimpje zit nog tussen de zaadlobben in en zo kan het niet beschadigd worden
tijdens de tocht door de grond. Zodra het hypocotyl boven de grond is richt het
zich op, de zaadlobben gaan van elkaar en het pluimpje wordt zichtbaar. De
zaadlobben worden groen en verzorgen een tot twee dagen de fotosynthese. Daarna
verschrompelen ze en vallen af. Intussen heeft ook het epicotyl zich gestrekt,
de blaadjes van de pluimpjes hebben zich ontplooid en zijn met de fotosynthese
begonnen. De kiemplant is nu geheel zelfstandig.
03-05-2005