Dr. Green plantengroei experimenteerdoos

Datum: maart-april 2005

Principe:

De verschillen onderzoeken tussen de groei van de planten in de broeikas en in de open lucht.

Materiaal:

De Dr. Green planten experimenteerdoos heb ik in een speelgoedwinkel gekocht. Deze bevat alle benodigde onderdelen behalve een digitale camera en water.

Onderdelen:
broeikas, 2 plastic treetjes met 8 inhammen, 8 grondtabletten, 40 plantenzaadjes van verschillende soorten - aubergine, meloen, pompoen en bieten, 8 stickers, 1 draaischijf met allerlei informatie over de planten, 1 pipet, 1 lineaal om de groei te observeren, 1 logboek/kaart; een handleiding.


Uitvoering:

  • Monteer de broeikas zoals aangegeven in de tekeningen.
  • Plaats de grondtabletten in de inhammen van de plastic bakjes.
  • Neem een kopje water en gebruik de  pipet om ca. een vierde kop warm water toe te voegen aan de 8 inhammen met grondtabletten.
  • Voeg het water steeds met kleine hoeveelheden toe. Laat het steeds opgezogen worden door de grondtabletten. Ga door totdat de grondtabletten boven de inham uitsteken.
  • Neem steeds 3-5 zaadjes van 1 type en druk ze voorzichtig in een grondtablet. Plaats de bijbehorende sticker bij de inham.
  • Bedek 1 tray met de broeikas.
  • Plaats de twee trays nu in een goede verlichte en geventileerde ruimte (bv voor het raam).
  • Blijf gedurende de tijd dat het experiment loopt water toevoegen. Voeg niet teveel water toe omdat ander de plant verdrinkt.
  • Observeer de groei en noteer de gegevens.
  • Als de plantjes een hoogte van 5-10 cm bereikt hebben kun je ze overplanten in een potje.

Jammer genoeg zaten er geen pompoenzaadjes in de doos. 
Ik heb i.p.v. pompoenzaadjes daarom tuinkerszaadjes gebruikt.

Resultaten:

De zaadjes zijn geplant op 25 maart, 5 zaadjes per grondtablet.
Op 27/3 had de tuinkers zowel in de broeikas als in de open lucht al plantjes gevormd.


Op 30/3 beginnen de bietjes in de broeikas plantjes te vormen.


Op 1/4 hebben ook de bietjes in de open lucht plantjes gevormd.

Op 1/4 begint de meloen in de broeikas plantjes te vormen.

Op 3/4 heeft ook de meloen in de open lucht plantjes gevormd.

Op 7/4 begint ook de aubergine in de broeikas plantjes te vormen.

De aubergine in de open lucht heeft nooit plantjes gevormd.
Op 10/4 hebben we de plantjes, uitgezonderd de tuinkers, overgepoot.

Discussie en conclusie:

Met dit experiment hebben we een aantal zaken kunnen aantonen. De belangrijkste conclusies zijn:

  1. Sommige zaadjes van planten ontkiemen sneller dan andere.
  2. De volgorde van ontkiemen is: Tuinkers -> Bieten -> Meloen -> Aubergine.
  3. Zaadjes binnen in broeikas geplaatst ontkiemen sneller dan zaadjes die in de open lucht geplaatst zijn.

Planten groeien van zaden. Elk zaadje bevat een kiem van waaruit een nieuwe plant kan groeien maar ook voedsel dat een plantje in het begin nodig heeft om te kunnen groeien. Als de plant in het zaadjes voldoende gegroeid is dan drukt het zichzelf omhoog en komt het plantje tevoorschijn. Als de wortelen van de plant tevoorschijn komen heeft de plant meer voedsel nodig en het gebruikt deze wortels om voedsel (mineralen en water) uit de grond te kunnen halen. Planten hebben aarde, water, zon en lucht nodig om te kunnen overleven en om te kunnen groeien. 

Door een kap over de zaadjes heen te zetten wordt de warmte beter vastgehouden en kunnen de zaadjes sneller ontkiemen. Een dergelijke kap noemen we een broeikas.  

Opmerkingen:

Literatuur:

Relevante websites:

Minder relevante websites:

Achtergrondinformatie:

Een zaadje is opgebouwd uit een zaadhuid die een kiemplantje omsluit dat weer bestaat uit een pluimpje, een kiemworteltje en een of meer zaadlobben. Als de omstandigheden gunstig zijn kan een zaadje uitgroeien tot een plant.

De ontkieming is een complex proces.  Nemen we als voorbeeld de ontkieming van een boon. 
Het zaad neemt water op en zwelt op. Na ca. 1-3 dagen (temperatuurafhankelijk) groeit het kiemworteltje en scheurt de zaadhuid open. Het groeit omlaag tussen de bodemdeeltjes door, waarbij de top beschermt wordt door het wortelmutsje. Wortelharen verschijnen op het gedeelte dat zich niet meer strekt. Water en zouten uit de bodem worden door de wortelharen van het kiemworteltje opgezogen en naar de rest van het zaadplantje vervoerd. Later krijgt dit kiemworteltje zijwortels. Als het kiemworteltje eenmaal stevig in de grond vastzit begint het hypocotyl te groeien. Door de snelle groei van het hypocotyl worden de zaadlobben uit de zaadhuid getrokken, en door de grond heen gesleept. Het pluimpje zit nog tussen de zaadlobben in en zo kan het niet beschadigd worden tijdens de tocht door de grond. Zodra het hypocotyl boven de grond is richt het zich op, de zaadlobben gaan van elkaar en het pluimpje wordt zichtbaar. De zaadlobben worden groen en verzorgen een tot twee dagen de fotosynthese. Daarna verschrompelen ze en vallen af. Intussen heeft ook het epicotyl zich gestrekt, de blaadjes van de pluimpjes hebben zich ontplooid en zijn met de fotosynthese begonnen. De kiemplant is nu geheel zelfstandig.


03-05-2005