Uit honing geextraheerde pollen bestuderen onder de microscoop

Datum: September-Oktober 2009

Inleiding:

Al weer meer dan een jaar geleden ben ik lid geworden van het Nederlands Genootschap voor Microscopie (NGVM). Een van de redenen om dat te doen was omdat deze vereniging werkavonden organiseert waar men een bepaald onderwerp microscopisch onderzoekt. Het leek mij een mooie manier om biologische experimenten te doen, er zelf wat van op te steken en wat microscopische vaardigheden te verwerven. In dit geval heb heeft Jan Beekman informatie en monsters verstrekt om pollen in honing te bestuderen.

Principe:

Stuifmeelkorrels extraheren uit honing en vervolgens microscopisch onderzoeken.

Materiaal:

  • Microscoop
  • Objectglaasjes
  • Dekglaasjes
  • Water
  • Microscoop prepareerset (pincet, etc).
  • Honing (uit de supermarkt)
  • Centrifugebuis
  • Centrifuge
  • Kleurstoffen (Eosine, Methyleenblauw)
  • Nagelharder
  • Marker pen
  • Pipet
     

Uitvoering:

Zoals uitgevoerd op de verenigingsdag:
  • In een centrifugebuis doet men 2 ml honing en 8 ml water.
  • Meng goed (5 min schudden)
  • Plaats de buis in een centrifuge en centrifugeer.
  • Giet de waterige oplossing in een keer volledig af.
  • Voeg 10 ml water toe aan de centrifugebuis en herhaal het proces.
  • Onder in de centrifugebuis zit een beetje residu.
  • Neem daarvan een beetje uit en plaats het op een objectglaasje.
  • Plaats er een dekglaasje op en bekijk het specimen onder de microscoop

Thuis:
  • Koop honing in een supermarkt.
  • Giet ca. 10 ml honing in een centrifuge buis.
  • Voeg 40 ml water toe en schud goed totdat de oplossing homogeen is.
  • Zet de buis weg en laat deze gedurende 48 uur staan.
  • Giet het water-honing mengsel in een keer af.
  • Voeg weer 40 ml water toe aan de buis en meng goed.
  • Zet de buis weer voor 48 uur weg.
  • Giet de waterlaag in een keer af.
  • Op de bodem van de buis is een kleine hoeveelheid residu te zien.
  • Neem daarvan een beetje uit en plaats het op een objectglaasje.
  • Plaats er een dekglaasje op en bekijk het specimen onder de microscoop

Een verfijning op het kijken met de microscoop is het inkleuren van een preparaat.

  • Teken met de marker twee cirkels op een objectglaasje.

  • Plaats een beetje specimen binnen deze cirkels.

  • Droog het materiaal door het bv even op een warmhoudplaatje te zetten.

  • Voeg wat kleurstof toe binnen aan een van de preparaten (eosine of methyleenblauw).

  • Droog weer.

  • Plaats dekglaasjes en bekijk de preparaten onder de microscoop


 

Resultaten:

Foto

Identificatie

Gekleurd met Eosine

 


Gekleurd met Eosine

Kiemspleet?

 

 

Stuifmeel
Zonnebloem


Malva Sylvestris?

of Zonnebloem?

Wilg?


Gekleurd met Methyleenblauw

en Sleutelbloem (Oenothera BIennis)?

Appel (Pirus Malus)


Gekleurd met Methyleenblauw

Discussie en conclusie:

Honing bevat kleine hoeveelheden stuifmeel of pollen dat afkomstig van de bloemen waar de bijen de nectar gehaald hebben. Iets van dat stuifmeel komt terecht in de nectar en zo uiteindelijk in de honing. Gemiddeld bevat honing tussen de 10.000 en 150.000 stuifmeelkorrels per 10 gram. Pollenanalyse oftewel stuifmeelanalyse is een belangrijk element in het honingonderzoek. Zowel de afmeting, de vorm en de structuur van de stuifmeelkorrel vormen specifieke kenmerken waardoor het stuifmeel microscopisch te determineren is. Door pollenanalyse kan men vaststellen wat de draagplanten zijn en uit welke regio de pollen die in de honing zitten afkomstig zijn. Men kan op deze manier zowel de botanische als de geografische herkomst van de honing bepalen. Het werk van een imker wordt op deze manier beoordeeld en gecontroleerd op manipulatie van de honing, zoals bijvoorbeeld honingfiltratie of toevoeging van pollen.
.
 

Het experiment zoals uitgevoerd op de verenigingsdag was niet erg succesvol. Er was weinig te zien in het door mij gemaakte preparaat. Waarschijnlijk heb ik de waterlaag niet goed afgegoten. Dat maakte mij echter vastberaden om het experiment thuis uit te voeren.

Een van de eerste acties die men dan neemt in dit experiment is het etiket van de honing die men gekocht heeft goed te bekijken.

Dat de honing een mengsel is van honing uit vele locaties is in principe gunstig voor dit experiment. Men kan dan een groter variëteit in stuifmeelkorrels verwachten en zoals bovenstaande foto's laten zien is dat inderdaad het geval.
Het is me niet gelukt om alle stuifmeelkorrels te identificeren maar een groot aantal lijkt me aardig gelukt alhoewel ik hoogstwaarschijnlijk ook wel een foute identificatie uitgevoerd zal hebben.
Ik heb in dit experiment twee verschuillende microscopen gebruikt, mijn Bresser die op de foto te zien is (met LED verllichting) en een Nedoptifa polarisatiemicroscoop (met gloeilampverlichting). Bij deze laatste krijg ik erg oranje foto's, ook als het zicht door het oculair geliger is. Dat heeft waarschijnlijk iets te maken met de oculair camera die ik gebruikt.

Kleuren met methyleenblauw was niet echt een succes. Kleuren met Eosine levert betere resultaten op.

Literatuur:

  • "Cursusboek Honingkunde"; NBV; 2003.
  • Dr. A. Schierbeek; "De Wonderwereld van het Microscoop"; van Stockum; 1946; p. 48-50.
  • Cyril Bibby; "Biologie als Hobby"; GJA Ruijs; p. 79.
  • C. van Duijn Jr; "Inleiding tot de Mikroskopische Techniek"; Kluwer; 1950; p. 157-159.
  • D. G. Mackean; "Inleiding tot de biologie"; Wolters-Noordhoff; 1969; ISBN 9001568009; p. 37,40-43.
  • David Burnie; "Planten"; Standaard Uitgeverij; 2003 (1990); ISBN 9045900688; p. 17,23.
  • Chris Oxlade en Corinne Stockley; "De Microscoop"; Usborne Publishing; 1995; ISBN 9054570342; p. 27.
  • Dr. H.H. Kreutzer; "Plantkunde I"; Noordhoff; 16de druk; p. 38-46.
  • Dr. J. Hamacher; "Biologie fur Jedermann"; Franckh'she Verlagshandlung; 1934; 4de druk; p. 42-44.

Relevante websites:

Minder relevante websites:

Opmerkingen:

  • Zoals bovenstaande experimentele beschrijving laat zien is het niet noodzakelijk om een centrifuge te gebruiken voor dit onderzoek. Geduld is dan wel echter een schone zaak. Een centrifuge versnelt het proces aanzienlijk.
  • Stuifmeel wordt ook wel pollen genoemd.
  • Het Cursusboek Honingkunde is een uitstekend boekje om meer over het werk van een imker te weten te komen. Het allermooiste is dat men het gratis als pdf kan downloaden. 

Achtergrondinformatie:

Het stuifmeel bevat de mannelijke geslachtorganen oftewel gameten. Het stuifmeel zit opgeslagen in de helmknop van de meeldraad. Het overbrengen van stuifmeel van de helmknoppen van de ene bloem op de stempel van een andere bloem die tot dezelfde soort hoort heet bestuiving.

Er zijn in principe twee mechanismes voor bestuiving nl insektenbestuiving en windbestuiving. Stuifmeelkorrels die door insekten meegedragen worden bevatten vaak fijne uitsteeksels zodat het stuifmeel makkelijk aan het insekt blijft vastkleven. Stuifmeel dat door de wind meegedragen wordt is glad en bevat luchtblaasjes die het oppervlak groter maken zodat de korrel makkelijker door wind gedragen kan worden.

Qua grootte variëren stuifmeelkorrel, afhankelijke van de soort, tussen de 20 - 40 micrometer ( vergeet-me-nietje 8 µm, maïs 100 µm, sierpompoen 200 µm, koolzaad 27 µm, tamme kastanje 12 µm).

Een stuifmeelkorrel is opgebouwd uit een harde buitenwand, de exine. Onder deze exine bevindt zich de intine, een dun huidje dat de inhoud van de korrel omgeeft. De exine bezit vaak een kenmerkende structuur, zoals groeven over het oppervlak of een netwerk.

De exine bevat plaatsen waar de wand dunner is. Op deze plaatsen zal tijdens de kieming de pollenbuis groeien. Er zijn globaal drie soorten vormen; spleten, ronde porien en spleten met een porie. Veel stuifmeelkorrels hebben drie van die kiemopeningen (stuifmeel van klaver bezitten 3 spleten met op elke spleet een ronde porie, pollen van Prunus bezitten 3 en soms 4 spleten met op elke spleet een porie).  

 

01/11/2009