Uit honing geextraheerde pollen bestuderen onder de microscoop |
Datum: September-Oktober 2009
Inleiding:
Al weer meer dan een jaar geleden ben ik lid geworden van het Nederlands Genootschap voor Microscopie (NGVM). Een van de redenen om dat te doen was omdat deze vereniging werkavonden organiseert waar men een bepaald onderwerp microscopisch onderzoekt. Het leek mij een mooie manier om biologische experimenten te doen, er zelf wat van op te steken en wat microscopische vaardigheden te verwerven. In dit geval heb heeft Jan Beekman informatie en monsters verstrekt om pollen in honing te bestuderen. |
Principe:
Stuifmeelkorrels extraheren uit honing en vervolgens microscopisch onderzoeken.
Materiaal:
|
|
Uitvoering:
Zoals uitgevoerd op de verenigingsdag: | |
|
|
|
|
Thuis: | |
|
|
|
|
Een verfijning op het kijken met de microscoop is het inkleuren van een preparaat.
|
|
|
|
Resultaten:
Foto |
Identificatie |
|
|
|
Gekleurd met Eosine |
|
|
|
|
Kiemspleet? |
|
|
|
of Zonnebloem? |
|
Wilg? |
|
|
|
en Sleutelbloem (Oenothera BIennis)? |
|
Appel (Pirus Malus) |
|
|
|
Discussie en conclusie:
Honing bevat kleine hoeveelheden stuifmeel
of pollen dat afkomstig van de bloemen waar de bijen de nectar gehaald
hebben. Iets van dat stuifmeel komt terecht in de nectar en zo uiteindelijk
in de honing. Gemiddeld bevat honing tussen de 10.000 en 150.000
stuifmeelkorrels per 10 gram. Pollenanalyse oftewel stuifmeelanalyse is een belangrijk element in het honingonderzoek.
Zowel de afmeting, de vorm en de structuur van de stuifmeelkorrel vormen
specifieke kenmerken waardoor het stuifmeel microscopisch te determineren
is. Door pollenanalyse kan men vaststellen wat de draagplanten zijn en
uit welke regio de pollen die in de honing zitten afkomstig zijn. Men kan op
deze manier zowel de
botanische als de geografische herkomst van de honing bepalen. Het werk van
een imker wordt op deze manier beoordeeld en gecontroleerd op
manipulatie van de honing, zoals bijvoorbeeld honingfiltratie of toevoeging
van pollen. |
Het experiment zoals uitgevoerd op de
verenigingsdag was niet erg succesvol. Er was weinig te zien in het door mij
gemaakte preparaat. Waarschijnlijk heb ik de waterlaag niet goed afgegoten.
Dat maakte mij echter vastberaden om het experiment thuis uit te voeren. Een van de eerste acties die men dan neemt in dit experiment is het etiket van de honing die men gekocht heeft goed te bekijken. |
|
Dat de honing een mengsel is van honing uit
vele locaties is in principe gunstig voor dit experiment. Men kan dan een
groter variëteit in stuifmeelkorrels verwachten en zoals bovenstaande foto's
laten zien is dat inderdaad het geval. Het is me niet gelukt om alle stuifmeelkorrels te identificeren maar een groot aantal lijkt me aardig gelukt alhoewel ik hoogstwaarschijnlijk ook wel een foute identificatie uitgevoerd zal hebben. |
Ik heb in dit experiment twee verschuillende microscopen gebruikt, mijn Bresser die op de foto te zien is (met LED verllichting) en een Nedoptifa polarisatiemicroscoop (met gloeilampverlichting). Bij deze laatste krijg ik erg oranje foto's, ook als het zicht door het oculair geliger is. Dat heeft waarschijnlijk iets te maken met de oculair camera die ik gebruikt. |
Kleuren met methyleenblauw was niet echt een succes. Kleuren met Eosine levert betere resultaten op. |
Literatuur:
|
Relevante websites:
Minder relevante websites:
Opmerkingen:
|
Achtergrondinformatie:
Het stuifmeel bevat de mannelijke geslachtorganen oftewel gameten. Het stuifmeel zit opgeslagen in de helmknop van de meeldraad. Het overbrengen van stuifmeel van de helmknoppen van de ene bloem op de stempel van een andere bloem die tot dezelfde soort hoort heet bestuiving.
Er zijn in principe twee mechanismes voor bestuiving nl insektenbestuiving en windbestuiving. Stuifmeelkorrels die door insekten meegedragen worden bevatten vaak fijne uitsteeksels zodat het stuifmeel makkelijk aan het insekt blijft vastkleven. Stuifmeel dat door de wind meegedragen wordt is glad en bevat luchtblaasjes die het oppervlak groter maken zodat de korrel makkelijker door wind gedragen kan worden.
Qua grootte variëren stuifmeelkorrel, afhankelijke van de soort, tussen de 20 - 40 micrometer ( vergeet-me-nietje 8 µm, maïs 100 µm, sierpompoen 200 µm, koolzaad 27 µm, tamme kastanje 12 µm). Een stuifmeelkorrel is opgebouwd uit een harde buitenwand, de exine. Onder deze exine bevindt zich de intine, een dun huidje dat de inhoud van de korrel omgeeft. De exine bezit vaak een kenmerkende structuur, zoals groeven over het oppervlak of een netwerk.
De exine bevat plaatsen waar de wand dunner is. Op deze plaatsen zal tijdens de kieming de pollenbuis groeien. Er zijn globaal drie soorten vormen; spleten, ronde porien en spleten met een porie. Veel stuifmeelkorrels hebben drie van die kiemopeningen (stuifmeel van klaver bezitten 3 spleten met op elke spleet een ronde porie, pollen van Prunus bezitten 3 en soms 4 spleten met op elke spleet een porie). |
01/11/2009