Dauwpunts temperatuur bepaling |
Datum: November-December 2010
Principe:
Waarnemen bij welke temperatuur dauw zich vormt op een afkoelend bekerglas, spiegeltje en een koperen strip.
Materiaal:
|
|
|
|
Experimentele opstellingen:
In deze experimenten gebruiken we een fotoweerstand waarmee
we het intensiteitsverloop meten van een laserstraal die daarop valt.
Dat signaal is echter relatief zwak en daarom versterken we het signaal
m.b.v. een OpAmp. De gehele sensorschakeling kunnen we bouwen met de
onderdelen die in de RadioShack SensorLab zitten. Het Sensorlab bevat zijn eigen 9V voedingsbron. Het uitgangssignaal monitoren we via Coachlab. Op Coachlab sluiten we een temperatuurmeter en een relatieve vochtigheidssensor aan. Deze geven dan informatie over de condities waarbij we de experimenten uitvoeren. |
|
Het meetschema en versterkerschema is weergegeven in onderstaande figuur. | |
De laserdiode stuurt een laserstraal uit
zodra we deze op een voedingsbron aansluiten (in dit geval een
batterijpak van 6V). De
fotoweerstand en de laserdiode fixeren m.b.v. Lego bouwstenen zoals
weergegeven op onderstaande foto's. |
|
Bekerglas opstelling | |
|
|
|
|
|
|
Spiegelopstelling | |
|
|
|
|
|
|
|
|
Uitvoering en resultaten:
Bekerglas experiment 1 | |
Bekerglas: 400 ml Water: 350 ml Omgevingstemperatuur: 19.6 °C Gemiddelde relatieve vochtigheid: 43.3% Volgens de dauwpuntstabel mogen we bij deze condities een dauwpunt van ca. 7 °C verwachten. Bij ca. 8 minuten nemen we een duidelijke verandering in het signaal waar hetgeen overeenkomt met een temperatuur van 6 °C. |
|
Bekerglas experiment 2 | |
Bekerglas: 150 ml Water: 120 ml Omgevingstemperatuur: 20 °C Gemiddelde relatieve vochtigheid: 43.5% Ondanks dat dit experiment niet zo netjes uitgevoerd is nemen we hiet een verandering waar bij 3 min. hetgeen overeenkomt met een temperatuur van 5 °C. |
|
Bekerglas experiment 3 | |
Bekerglas: 150 ml Water: 120 ml Omgevingstemperatuur: 21 °C Gemiddelde relatieve vochtigheid: 40.8% Opgepoetst koperen plaatje geplaatst m.b.v elastiekjes.
|
|
Spiegel experiment 1 | |
Omgevingstemperatuur: 19 °C Gemiddelde relatieve vochtigheid: 53%
Op het moment dat we de spiegel zien beslaan meten we met de IR
thermometer een temperatuur van 8.4 °C op het glas. |
|
Spiegel experiment 2 | |
Omgevingstemperatuur: 21 °C Gemiddelde relatieve vochtigheid: 52.3% Een duidelijke signaalverandering is waarneembaar.
|
|
Spiegel experiment 3 | |
Omgevingstemperatuur: 21 °C Gemiddelde relatieve vochtigheid: 49.2% Een duidelijke signaalverandering is waarneembaar. |
|
In nevenstaande en onderstaande foto's kan men langzaam de dauwvorming zien ontstaan op de spiegel. | |
|
|
|
|
|
|
Koperen plaatje experiment 1 | |
Omgevingstemperatuur: 21 °C Gemiddelde relatieve vochtigheid: 47.8%
Niet opgepoetst koperen plaatje. Op een niet gepoetst koperen plaatje wordt het licht teveel verspreid en kunnen we geen signaalverandering waarnemen. |
|
Koperen plaatje experiment 2 | |
Omgevingstemperatuur: 22 °C Gemiddelde relatieve vochtigheid: 46.6% Opgepoetst koperen plaatje. Een duidelijke signaalverandering is waarneembaar. |
|
Met een koperen plaatje lukt het niet goed om de dauwpuntsvorming te zien. Meten doet men het echter wel. |
Discussie en conclusie:
De hoeveelheid
water in de atmosfeer is relatief laag. Slechts 0.25% van de totale
atmosferische massa bestaat uit water. Als we aan de
oplosbaarheid van water in lucht denken hebben we eigenlijk te maken met een
fasediagram te maken. In nevenstaande figuur is het fasediagram van water
schematisch weergegeven (C = kritisch punt; A = tripel punt). De eigenschappen van natte en droge lucht verschillen aanzienlijk. De mate waarin droge lucht verzadigd kan zijn met waterdamp wordt bepaald door de temperatuur en het waterdampgehalte in de lucht. De druk binnen een ruimte die vochtige lucht bevat is gelijk aan de som van de partiële spanningen: die van de droge lucht p1 en die van de waterdamp pd : p = p1 + pd |
|
Hierbij geld dat de waarde van pd aan een maximum gebonden is: 0 < pd < pmaxT | |
Hierin is pmaxT de verzadigingsdruk die bij de temperatuur in de betreffende ruimte hoort. Bij het rekenen aan de toestandsverandering van vochtige lucht dient men deze beperking steeds in de berekening te betrekken: de totale druk volgt de algemene gaswet alleen, zolang de waterdamp niet condenseert. Wordt een hoeveelheid vochtige lucht bij constante druk afgekoeld, dan is het moment van condensatie makkelijk te bepalen. | |
Is bv. bij een temperatuur van 80 °C de dampspanning 30000 Pa dan kan men in onderstaande grafiek aflezen bij welke temperatuur de verzadigingsdruk 30000 Pa bedraagt. Dat geeft een temperatuur van 70 °C. Men noemt deze temperatuur het dauwpunt van de oorspronkelijke vochtige lucht. | |
Het dauwpunt is dus de temperatuur tot waarop de lucht moet worden afgekoeld om verzadigd te raken met waterdamp (bij gelijke hoeveelheid waterdamp en druk). Bij verdere afkoeling - onder deze temperatuur - treedt condensatie (vorming van waterdruppels) op. Hoe groter het verschil tussen de temperatuur en het dauwpunt, hoe droger de lucht. Het dauwpunt wordt afgeleid van de huidige temperatuur en relatieve luchtvochtigheid. De relatieve luchtvochtigheid geeft aan hoeveel procent waterdamp zich ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp in de lucht bevindt bij een bepaalde temperatuur en luchtdruk. | |
Bekerglas
experimenten In de bekerglas experimenten hebben we een poging gedaan om het dauwpunt daadwerkelijk te bepalen. Op het moment dat er condensatie plaatsvindt zal het lichtsignaal verstrooid worden waardoor de gemeten intensiteit afneemt. Gekoppeld aan de temperatuur van de water die we meten m.b.v. de temperatuursensor meten we op deze manier de dauwpunts temperatuur. Erg nauwkeurig lijkt dit niet te zijn, het gemeten signaal en signaalverandering zijn relatief zwak hetgeen verantwoordelijk is voor een relatief hoog ruisniveau in de meting. Desalniettemin vinden we een goede overeenkomst tussen de gemeten temperatuur en de temperatuur die we mogen verwachten op basis van de gemeten relatieve vochtigheid en omgevingstemperatuur. |
|
Spiegel experimenten | |
De meer formele benaming van het type
dauwpuntsmeter dat we hier hebben proberen te bouwen is "dauwpunts
hygrometer" (Dew point hygrometer) gebaseerd op het principe dat men ook in
een badkamer waar kan nemen nl dat de spiegel "mistig" wordt als de
temperatuur gelijk is aan de dauwpunts temperatuur tijdens het nemen van een
bad of douche. Bij een dauwpunts hygrometer schijn laserlicht op een spiegel.
Dit licht wordt gereflecteerd vanaf de spiegel in een detector die de
intensiteit van het opvallende licht meet. Als vervolgens het
spiegeloppervlak afkoelt tot de dauwpunts temperatuur zal zich dauw vormen
op het spiegeloppervlak. Deze dauw druppels zorgen ervoor dat het opvallende
laserlicht verstrooid wordt, waardoor er minder licht op de detector valt en
de gemeten intensiteit afneemt. Door nu tegelijkertijd de temperatuur van
het spiegeloppervlak te meten kan men de dauwpunts temperatuur bepalen. Het zwakke punt in deze methodiek is dat ook andere vloeistoffen dan dauw op de spiegel kunnen neerslaan en op die manier voor lichtverstrooiing zorgen waardoor de verkeerde dauwpunts temperatuur wordt weergegeven |
|
De experimenten laten zien dat men op deze manier een veel duidelijker signaalverandering kan waarnemen hetgeen betekent dat men in principe de dauwpunts temperatuur nauwkeuriger kan bepalen. Jammer genoeg hadden we geen gevoelige thermokoppel sensor (zoals weergegeven in nevenstaande figuur) beschikbaar om de temperatuur op de spiegel te meten. Dit type kan men op de spiegel zelf plakken en zo de temperatuur van de spiegel meten. Poging om dit met een grover type thermokoppel te doen waren niet succesvol. |
|
De experimenten laten ook zien dat men i.p.v. een spiegel
een opgepoetst koperen plaatje als spiegel kan gebruiken. Koper geleid
warmte beter dan glas hetgeen een nauwkeuriger temperatuur bepaling mogelijk
zou maken. |
|
Literatuur:
|
Relevante websites:
Minder relevante websites:
Opmerkingen:
|
Achtergrondinformatie:
Dauwpuntstabel (zoals men deze op het web
kan vinden) |
23/12/2010