De wet van Boyle (CoachLab Experiment) |
Datum: juli 2004
Principe:
De Wet van Boyle: De relatie
tussen Druk en Volume in Gassen. Het bepalen van de relatie tussen druk en volume van een gas mbv een druksensor en een injectiespuit. |
Materiaal:
|
Uitvoering:
|
|
|
Resultaten:
De meetresultaten en de curvefit resultaten
zijn opgeslagen in de excelsheet boyle.xls. De gemiddelde temperatuur tijdens het uitvoeren van deze experimenten was: 26.4 ºC.
Grafisch uitgezet: |
Discussie:
Als
we het experiment uitvieren zien we dat als
het volume van de spuit veranderd, door het bewegen van de zuiger, de druk ook
veranderd. Volgens de Wet van Boyle
is het product van Druk (P) en Volume (V) constant (C) als de temperatuur
constant is. In formule vorm: P.V = C Oftewel: P = C/V Als we de laatste relatie grafisch uitzetten dus P tegen 1/V dan zouden we een rechte lijn moeten zien. In de tweede grafiek hierboven is te zien dat dat inderdaad het geval. Tijdens onze metingen was de temperatuur inderdaad constant. De grafiek laat zien dat de Wet van Boyle inderdaad klopt. Kijken we naar de getallen in bovenstaande tabellen dan zien we in de kolom waar P.V staat dat P.V niet echt constant is. Hoe kleiner het volume hoe lager de druk. Het verschil is echter maar 10% relatief, hetgeen niet een dramatisch groot verschil is. We kunnen ons echter 2 vragen stellen: 1) Klopt deze waarde P.V wel? 2) Kunnen we deze daling van P.V verklaren? Om de eerste vraag te beantwoorden gaan we gebruik maken van de wet van Boyle - Gay Lussac. Deze wet volgt eigenlijk op die van Boyle en luidt: P.V = Z.n.R.T. Het volume = 20 ml. Bij 0 ºC en 760 mmHg druk
heeft 1 mol ideaal gas een volume van 22.4 l. Hetgeen niet exact overeenkomt met onze meting (ca. 15% verschil) maar gezien de vereenvoudigingen die we in bovenstaande berekening toegepast hebben wel aardig lijkt te kloppen. Een ding klopt echter niet helemaal in onze berekeningen. Het volume is niet exact 20 ml aangezien we ook nog te maken hebben met het volume van de driewegkraan en de koppelstukken met de spuit en drukmeter. We kunnen proberen om dit exact te bepalen (door het te vullen met water en daarna te wegen) maar dat volume in naar schatting ongeveer 1- 2 ml. Als het volume nog 20 ml is de fout die we maken dan 5-10% hetgeen aardig overeenkomt met het verschil tussen wat we berekent hebben m.b.v. P.V=n.R.T en de meting. Bij een volume is de mogelijke fout dan echter 20-40% relatief. Dit lijkt een afdoende verklaring te zijn voor de afwijking die we zien bij de 5 ml meting. Toch bevredigd deze verklaring niet helemaal. We zien nl. ook een trend optreden een daling van PV bij toenemende druk. Een mogelijke verklaring is dat de temperatuur niet helemaal constant blijft binnen de spuit tijdens de meting. Als we gas laten expanderen ontrekt het energie van zijn omgeving en daalt de temperatuur. Compresseren we gas dan neemt de temperatuur toe. Alhoewel de omgevingstemperatuur constant blijft neemt de temperatuur van het gas binnen in de spuit dan toe. Nemen we bv aan dat de temperatuur met ca. 5 ºC toeneemt dan betekent dat: P.V= 1 * 8.93 10-4 *8314 * 305 = 2264 J. Zoals we aan het resultaat kunnen zien heeft dat we invloed maar is het een "beweging" omhoog, niet omlaag. Dit is dus niet de goede verklaring. Mogelijk dat dus toch de eerste verklaring de beste is, ook voor de trend. Het blijft in ieder geval iets om over na te denken. |
Conclusie:
|
Opmerkingen:
|
Literatuur:
Relevante websites: |
Achtergrondinformatie:
Waar we de Wet van Boyle mee kunnen verklaren
is de zgn. Kinetische gastheorie. Deze gaat uit van een microscopische
benadering van het gedrag van gassen, waarbij een model voor een ideaal gas
gehanteerd wordt. Bij dot ideaal gas model wordt verondersteld dat:
We gaan nu uit van N gasmoleculen met massa m bevinden zich in een kubus met ribben die een lengte L hebben. Als nu een molecuul tegen de wand botst en daarvan elastisch terugkaatst, wordt er door het molecuul op die wand een kracht uitgeoefend. Aangezien er veel moleculen aanwezig zijn wordt er dus permanent druk uitgeoefend op de wanden. Kijken we nu naar een individueel molecuul dan heeft dit een (vectoriele) snelheid v, die we in zijn individuele snelheidscomponenten kunnen ontleden vx, vy en vz. Als het molecuul nu met de snelheid vx tegen de wand botst en volkomen elastisch terugkaatst draagt het impuls over op de wand. In formule: D(m.vx) = 2.m.vx Volgens de tweede wet van Newton geldt:
De tijd Dt is de tijd die het molecuul nodig heeft om zich tussen twee tegenoverelkaarliggende vlakken en terug te bewegen.
Wanneer een molecuul met een snelheid vx tegen de wand botst is de kracht hierop dus:
We praten echter niet over 1 molecuul met een snelheidscomponent maar over N moleculen met elk hun eigen snelheid hetgeen betekent dat alle moleculen samen een gemiddelde snelheid hebben:
Voor alle moleculen voor de twee wanden wordt dat:
Op een wand met oppervlak L2 wordt dan een druk uitgeoefend van:
Aangezien het volume van de kubus L3 is. Aangezien:
wordt:
Aan deze formule kunnen we al zien dat als v constant is p.V ook constant is.
|
11-01-2017